Klaas
Joukes WIJKSTRA/Age
Klazes WIJKSTRA
Oud
schipper ‘Hoop op Zegen’ (1907-1920)
De geschiedenis van ons skūtsje
begint in Kūbaard, waar de familie WIJKSTRA vanaf medio 19de
eeuw
een brandstoffenhandel opzette. De
naamgever en
vermoedelijk ook de stichter van deze kleine woongemeenschap was ene heer
Cubba.
De oorspronkelijke naam Cubbawert is in de loop der eeuwen tot Kūbaard
omgevormd. Het grondgebeid van het dorp telt maar liefst dertien
voormalige
woonheuvels en ligt tegen de befaamde Slachtedijk gevlijd, precies
halverwege
tussen Easterbierrum en Raerd. Kūbaard was sterk georiėnteerd op
Wommels. Het
werd ontsloten door de Kūbaardervaart die ten noorden van Wommels
uitmondde in
de Bolswardertrekvaart. Over land was er nog een stenen
voetpad naar Wommels.
Cubaard of Kūbaard ligt in het Friese ‘Terpelān’ dat
behoort tot het vroegst
bewoonde deel van het Noord-Nederlandse zeekleigebied. Rond het jaar
500 voor
Christus vestigden de eerste bewoners zich hier in de regelmatig door
de zee
overstroomde kuststreek. Om have en goed tegen het water te beschermen
wierpen
zij woonheuvels of terpen op. Deze tekenen zich nu nog af als lichte
terreinverhogingen. Sinds het jaar 1000 behoeden dijken land en
bewoners tegen
stormvloed en overstromingen. Vele oude dijken slingeren zich heel
herkenbaar
door het landschap, bijvoorbeeld de Slachte (ten westen van Kūbaard) en
de dijk
van de voormalige Middelzee (de Hegedyk tussen Jellum en Boazum). Het
oude zeekleigebied
is altijd welvarend geweest. Dat valt in dit bij uitstek weidegebeid af
te
lezen aan de talrijke grote boerderijen van het stelp- en
kop-hals-romptype.
Bijna ieder dorp telt net als Kūbaard statige herenhuizen en een
beeldbepalende
oude kerk.
In Kūbaard en omstreken werd vanaf medio 19de
eeuw de brandstofhandel o.a. verzorgd door de fam. WIJKSTRA.
In het weidse landschap werd turf via talrijke dorps- en
opvaarten bij de klanten bezorgd. De gebroeders Klaas
Joukes (*04-06-1839 te Oudega (Sm) - †14-03-1931 te Franeker)
en Jan Joukes WIJKSTRA (*05-02-1845
te Leeuwarden - †28-03-1915 te Cubaard) kende
een vast stramien in de turfvaart van en naar het dorp. Hun grootvader Evert Eits (*1750 te Ferwerd -
†02-06-1817 te Leeuwarderadeel) voer al beurt en vracht in
Noord-Friesland met
de houten snik 'Zelfde te Huis'. Een snik
was een zeilschip, met één mast, voor de binnenvaart. Zeiluitrusting
van de
Friese snik bestond uit een grootzeil en een kleine gaffel. De Friese
snik was
een vrij langgerekt schip. In tegenstelling tot de Groninger snik had
de
achterkant van de Friese snik vollere, tjalkachtige vormen. Ook had een
Friese
snik geen grote roef, maar wel een luikenkap en een klein kajuitje aan
de
achterkant. Friese snikken waren destijds een populair scheepstype voor
de beurtvaart.
Ze wogen 15 ą 30 ton en waren zo'n 15 m lang. Een houten Friese snik
wordt in
het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen nog bewaard.
En ook hun vader, ooms en
neven bevoeren de Friese wateren.
Een echte schippersfamilie. Ze deden hun werk eerst met houten
scheepjes en met
o.a. pramen en praamschepen. Jan Joukes
was van de twee broers het meest ondernemend ingesteld. Hij was ook in
Langweer, waar zijn vrouw Aaltje Jans van
der MEER (*06-07-1851 te
Langweer - †04-08-1941 te Cubaard) vandaan kwam, een partnerschap
aangegaan met
schipper Wieger Willems SLOF (*1842
- †1922). Jan Joukes zag de schaalvergroting
op zich af komen en verkocht daarom in 1890 al zijn praam en het
overdekte
praamschip ‘De Goede Hoop’ met zeil en treil. Eerst werd nog een houten
tjalkschip ‘Hoop op Zegen’ [S 361 N], gebouwd in Leek aangeschaft.
Waarna Jan Joukes, op 50 jarige leeftijd, in
1895 bij de gebroeders Gerrit en Jan Barkmeijer aan de Woudvaart in
Sneek een
ijzeren roefschip liet bouwen. Dit skūtsje, ‘De Goede Verwachting’, had
een
laadvermogen van 36,119 ton. Het werd op 23 sept. 1903 gemeten [S 467
N].
Zijn broer Klaas Joukes
trouwde op 13 mei 1874 met de Makkumse Trijntje
Andries de BRUIN (*06-01-1847 te Makkum - †29-12-1929 te Franeker).
Ze
kregen twee dochters, Riemke
(*23-12-1878 te Cubaard - †26-09-1959 te Tzum) en Trijntje
(*03-09-1884 te Wommels - †08-11-1978 te Goėnga). Ook
werden er drie zonen geboren die ook allen schipper zouden worden. Jouke (*15-03-1875 te Cubaard -
†03-07-1944 te Tzum) werd schipper van het skūtsje 'De Nieuwe Zorg'
(Brandsma,
1908 [S 854 N]) en Andries
(*22-07-1882 te Cubaard - †07-11-1956 te Harlingen) werd schipper van
de 23 m
lange Klipperaak 'Koopmans Welvaren' (BRANDSMA, 1910). Van beide
schepen zijn
in het Fries Scheepvaartmuseum nog tekeningen aanwezig.
De
voorganger van de ‘Hoop op Zegen’, het houten skūtsje
‘Onderneming’, aan de Tsjerkebuorren in Cubaard.
Klaas
Joukes met hoge hoed naast de deklast turf, voor de giek
Klaas Joukes voer op de
‘Onderneming’. Een
houten tjalkschip van 14,78x3,46 m dat gebouwd was in 1894 bij Jan
Douwes BARKMEIJER in
Birdaard
aan de Dokkumer Ee. Hij zag de grote voordelen van het schip van zijn
broer Jan Joukes wel, maar doordat Klaas
Joukes inmiddels al op leeftijd
was hikte hij echter tegen een vernieuwing aan. Uit een meting van 4
mei 1904
[S 533 N]
blijkt dat de denneboom nog wel werd verhoogd om meer last te kunnen
vervoeren, 32,399 ton.
Toen in 1906 weer een deel van de ovale terp in Kūbaard werd
afgegraven, waar
in 1893 mee begonnen was, werd in 1907 door Klaas Joukes
toch opdracht gegeven aan de zwagers Johannes de ROOS
en Jan van der MEIJDEN voor het bouwen van een ijzeren roefschip. Op de
scheepstimmerwerf ‘De Hoop’ aan de Dokkumer Ee in Leeuwarden kreeg het
schip
een lengte van 16,54 m en een breedte van 3,65 m met een laadvermogen
van
37,592 ton. Het werd op 9 april 1907 gemeten [L 1030 N] en kreeg de
naam de
‘Hoop op Zegen’. Klaas Joukes zijn
derde zoon Age (*03-09-1884 te Wommels
- †05-10-1941 te Grouw) zou eerst als knecht maar dan al snel schipper
kunnen
worden. En zo geschiedde. In 1912 gingen Klaas
en Trijntje aan de wal in Kūbaard
wonen op huisnummer 61 (nu Greate Buorren 25). Age
werd hierdoor nu inderdaad zelfstandig schipper net als zijn broers en
neven.
De nieuwe 'Hoop op Zegen' aan de
Tsjerkebuorren in Cubaard.
Het houtwerk en de zeilen zijn overgezet. Age Klazes is te zien op het voordek
Vanaf
de Middeleeuwen werd veen in de vorm van turf op grote schaal als
brandstof al toegepast. Niet alleen voor huisgebruik, maar ook door
de ambachtslieden. Voor de bakkers werd veelal takkenbossen
meegenomen die werden gebruikt om de oven mee te stoken.
De WIJKSTRA’s
voeren als turfschippers met hun skūtsjes
vanaf juli, na
de Ljouwerter Merke, tot
en met december
zo ver mogelijk over de kanalen en wijken de veengebieden in richting
Valthermond en Exloėrmond vertelde Frouke
WIJKSTRA (*10-02-1919
te Tzum), een
neef van Age, in
december 2011.
Door de geringe diepgang van de schepen ging dat vrij gemakkelijk. De
schepen hadden speciaal hiervoor ronde kimmen gekregen. Dit
vergemakkelijkte het om zo dicht mogelijk bij de wal te komen. De WIJKSTRA’s
hadden in de loop der jaren een vaste klantenkring opgebouwd. Een
ieder kon zijn of haar bestellingen opgeven bij Age WIJKSTRA.
Zij zochten hun turf zelf uit op de turfvelden en kochten de beste
partijen op die ze aan hun klanten verkochten. Het laden van de turf
was grotendeels vrouwenwerk. De mannen voerden de kruiwagens aan uit
het veld, die door vrouwen bij de turfhopen waren volgeladen. Eerst
werd in het ruim van het skūtsje de turf nauwkeurig opgetast en
daarna werd de deklast gestouwd. Dit was een precies karweitje, want
de turfstapel mocht tijdens het varen niet overboord vallen. Volgens
een speciale stapelmethode, het loegen, werd er een massieve muur van
turf tot aan de boorden van het schip gebouwd. Ook Age WIJKSTRA
kocht meestal zelf zijn eigen turflading van de
veenbaas. Voor
de oorlog was de inkoopsprijs fl. 28.- tot fl. 40,- per stobbe
(10.000 baggerturven)(:bron Emmer Courant).
Bij het laden hielp de schipper niet mee, maar verstrekte hij
gewoonlijk ruime hoeveelheden jenever.
Het nieuwe ijzeren schip had een opvallende lage roef. Aan weerskanten was geen reling aanwezig, doordat de houten setboerden
tot op het achterdek doorliepen. De eerste jaren werd nog met de houten
kluiverboom van de 'Onderneming' gevaren. Op de langere trajecten naar
de venen voeren zij bij gunstige wind zo met een kluiver. Door het
voeren van een kluiver kon het schip beter in evenwicht blijven, en was
het dus prettiger zeilen. Met de kluiver erbij getrokken werd voor
extra oppervlak en dus snelheid gezorgd.
Het
skūtsje had daarnaast grote bruine zeilen en moest om in Kūbaard te komen
veelal het laatste stuk worden gejaagd, dus met een lijn ‘yn
‘e beage’
worden binnengetrokken. In de opvaart van de Kubaardervaart
in Kūbaard lagen de skūtsjes van de Wijkstra’s om o.a. de lading
te lossen aan
de Tsjerkebuorren of
op het z.g. Brede Plak. De turf werd vervolgens uitgevent in het dorp
om als brandstof te worden toegepast. Tot
op de zolders van de klanten werd de turf gebracht. Eenmaal binnen in
huis moesten de klompen uit. Met de turf op de schouder werd dan
daags 180-200 maal menig houten ladder op sokken op- en afgegaan.
Frouke: “En
dat wie net noflik oan de fuotten”.
Op een stobbe zat ongeveer fl. 20,- tot fl. 32,- marge waar de brug-,
sluis- en evt. sleepgelden nog van afgetrokken moesten worden. Dan
hield je de winst over van een week laden en twee weken lossen, incl.
de reis heen en terug.
Age WIJKSTRA
trouwde op 23
februari 1916
met voormalig brugwachtersdochter Stijntje LIBBENGA
(*31-12-1889 te Nijehaske - †01-04-1961 te
Apeldoorn). Stijntje kwam op 14 maart 1916
bij Age aan
boord in Kūbaard
wonen.
Daar lagen zijn werkzaamheden en afzetgebieden zolang er
nog
behoefte aan deze brandstoffen was. Want de markt kwam onder druk als
gevolg
van de opmars van de steenkool. Hierdoor werd eind 1917 door Age besloten om zijn
schip te verkopen
en aan de wal te gaan werken. Op 09 februari 1918 werd zijn schip door
schipper Joris
Sipkes BOUMA
uit Harlingen in
eigendom overgenomen op kwitantie. Het
is niet geheel duidelijk of BOUMA
zelf is gaan schipperen of dat hij mede eigenaar werd. Age
en Stijntje
verhuisden wel kort daarop, op 7 maart 1918, naar Grouw. Wellicht
doordat Stijntje haar moeder, Jantje BIJKERK (*13-03-1853
te Blesdijke - †17-05-1927
te
Grouw), daar
nog alleen woonde en ondersteuning
in
de verzorging nodig had. Ze kwamen te wonen op huisnummer 694, nu de 2e
Oostervelddwarsstraat nr. 17 te Grou. Uit het bevolkingsregister is af
te lezen
dat Age op
08 mei
1918
echter weer
bij zijn ouders in
Kūbaard introk. Hier bleef Age wonen
tot 25 september 1918. Age kwam na
de geboorte van zijn eerste zoon Klaas
Ype
(*11-09-1918 te Grouw - †30-12-2006 te Grou) weer naar Grouw.
Klaas,
Roelofje, Ype, Age en Stijntje, 1930
Naast de WIJKSTRA’s die als
binnenvaartschippers voornamelijk in Friesland hun brood verdienden,
zocht
naast Andries o.a. de zoon van Jan Joukes,
Jan Jans (*06-06-1877 te Barradeel -
†04-08-1920 te Sneek) het
richting Holland. Eerst met een 73 tons houten tjalkschip de ‘Time is
Money’ [L
216 N], later met een grote ijzeren tjalk van 105 ton, waarmee hij de
Zuiderzee
overstak. Dit nam wel de nodige gevaren met zich mee waar Jan
Jans niet benauwd voor was. Met zijn houten tjalk uit 1885 was
hij al eens in zwaar weer terecht gekomen. Op 21 april 1905 was Jan Jans om
16:00 uur
vertrokken uit Amsterdam beladen met lijnkoeken (restproduct van
lijnzaad waar
olie uit geperst is en gebruikt wordt als krachtvoer voor runderen)
voor dhr.
K.J. WOUDA te Sneek. De wind was noord. Even voorbij Urk werd het weer
buiig.
Het schip slingerde hevig en er kwam veel water op en over het dek. ’s
Avonds om
22:00 uur ging Jan Jans voor
de haven van Lemmer voor anker. De
volgende morgen
werd om 09:00 uur de haven van Lemmer binnengevaren. Ofschoon de pomp
steeds in
bedrijf was geweest vreesde Jan Jans
voor waterschade aan de lading tengevolge het vele water dat hij over
het schip
had gekregen. Om enig risico te voorkomen om een claim op te lopen werd
door Jan Jans bij de
notaris e.e.a. vastgelegd dat hij er alles aan had
gedaan om
dit te voorkomen.
Schippersknecht, en neef van Jan Jans, Klaas de BOER uit Dronrijp trad hierbij op als getuige.
Ook met zijn ijzeren
tjalk ‘Ons
Genoegen’ werd het nodige op de Zuiderzee beleefd. Dat dit niet altijd
goed
ging bewijzen de artikelen in de Leeuwarder Courant. Zo onderging Jan Jans op 14 december 1907 een
angstig
avontuur op zijn tjalk ‘Ons Genoegen’ die geladen met maļs vanuit
Rotterdam op
weg was naar Leeuwarden. In de Boontjes, de vaargeul
welke voor de scheepvaart tussen Harlingen-Kornwerderzand en het
zuidelijke
deel van de Zuiderzee naar Amsterdam werd gebruikt, liepen ze
aan de
grond op een ondiepte tijdens een stevige storm. Hierbij werd een sloep
verloren. Een angstige nacht werd doorgebracht, doordat de zeeėn over
het dek
sloegen. Het schip werd de volgende morgen weer vlot getrokken bij hoog
water
door sleepboot ‘Voorwaarts’. In februari 1911 huurt Jan
Jans de tjalk weer voor een periode van vier jaar van boer Jan
Johannes OSINGA uit Kūbaard voor fl. 1.350,-. Op 5 januari 1912
overkwam Jan Jans WIJKSTRA wederom
een hachelijk avontuur. Op weg vanuit Lemmer naar
Amsterdam werd hij met zijn ijzeren tjalkschip ‘Ons Genoegen’, geladen
met
puin, wederom overvallen door een storm. Om half drie werd het schip,
dat roer
en ankerspil had verloren, aangetroffen door vissers uit Lemmer. Deze
brachten
vrouw en kinderen eerst behouden naar de wal. Daarna kozen de vissers
weer zee,
om het schip, waarop Jan Jans WIJKSTRA was
gebleven, veilig in de haven te brengen. Naast de ‘Ons Genoegen' was ook
de
houten tjalk ‘Hoop op Beter’ van Sjouke de BOER uit Dronrijp in de
problemen gekomen.
Het schip was op 1.500 į 2.000 m voor de kust gekanteld.
Een aardige bijkomstigheid is dat oud schipper Klaas Joukes WIJKSTRA de neef was van Fokke
Johannes WIJKSTRA (*06-06-1842
te Leeuwarden - †24-05-1917 te Nijehaske). Deze Fokke
Johannes is de betovergrootvader van de fokkenmaat op de
‘Jonge Rein’, Frits Johannes JANSEN
uit Grou. Hiermee is het skūtsje na jaren van omzwervingen weer een
beetje
terug bij de familie die het in 1907 heeft laten bouwen.
Verdere historische informatie is nog niet bekend.
Wij
houden ons aanbevolen indien iemand iets van Klaas Joukes
en/of Age
Klazes WIJKSTRA uit Kubaard/Grou weet. U kunt hiervoor contact
opnemen met Frits JANSEN, tel 06-28209395 of mail naar
frits.jansen@skutsjejongerein.nl.
Door
Frits J. Jansen, dec. 2011
Stichting
Skūtsje ‘Jonge Rein’
Grou